Wat ik hier eigenlijk wilde schrijven was dat er in 2020 te veel is gebeurt om over te schrijven. Een zuur stuk over hoe je er in donkere tijden achter komt op wie je kunt rekenen en op wie niet. Privé maar vooral op het werk.
2020 dus.
Wat ik schrijf is hoe mijn nieuwe normaal eruit ziet:
“Als jij nou kerntaak 1 even afmaakt, dan draai ik de laatste ESF lijsten. Pakken we daarna een bak koffie.”
Of om half 4 in de middag. “Wat ben je vroeg. Thee? Fijn. Dan doe ik vanavond die laatste vacatures nog wel ff.”
“Moet je nog weg? Ja maar neem de auto maar mee. Ik ga op de fiets naar Hengelo, vergadering. Oh lekker er even uit. Als het maar niet regent.”
Net als ik de laatste upload doe in de vacature-app, komt opa de oprit op gefietst. “Koffie? Nee, net met je moeder gehad, maar doe de garage ff open zodat ik de bezem kan pakken.”
Nog een geluk dat ik niet in vergadering zit zoals gisteren. Dat was gĂȘnant. Hopelijk heeft niemand dat gemerkt.
“Is de wasmachine al klaar? Jawel. Mooi. Hang jij het op? Wat droog is zal ik tussendoor wel ff strijken. Kan je moeder vanavond voor haar zwarte band aan de slag.”
Zo breng ik de dagen door met de kinderen. Dit jaar vlogen ze meer in en uit dan ooit. Ons huis als een soort duiventil. Waar de opperdoffer altijd de koffie klaar heeft.
2020 was een druk jaar. Met mantelzorg, met zorgen, met onzekerheden, met werk. En een weg zoeken in die combinatie. Maar ook met vakantie en een weekend weg als het kon.
2021 wordt niet anders. Dat hoeft ook niet. Ik wil thee en koffie blijven drinken. Met collega’s maar ook met Sven en Anna. En met Pa. En met Renate in de ochtend. Voordat ze naar kantoor gaat. Nadat we gevochten hebben om de krant.
Dat kan toch wel?
We vieren de feestdagen niet met elkaar. Maar wel met z’n allen. Dat kan, want wonder boven wonder is iedereen er nog. Daar ben ik dankbaar voor.
Fijne dagen allemaal!